Livinus – lichtkunstenaar

– door Saskia Gras –
Onmiskenbaar richtte Livinus van de Bundt de Vrije Academie op uit idealisme. Datzelfde idealisme kenmerkte ook zijn vrije, abstracte lichtkunst. Voor dit blog herlas ik nog eens de artikelen van Chris Dercon en Marie-Adèle Rajandream en het boekje De Vluchtkoffer van Livinus (zie onderaan), om een beeld te kunnen schetsen van Livinus’ pionierswerk in de lichtkunst. Zie hier de wereld van photopeintures, chronopeintures, de lumodynamische machine en Beat and Beams.

Livinus was één van onze eerste, zo niet de eerste moderne Nederlandse lichtkunstenaar. Al vanaf het einde van de jaren dertig had het vormgeven met licht zijn prioriteit. Hij was weliswaar als all round kunstenaar begonnen, maar gooide al zijn geschilderde werk weg, omdat de verf uit tubes voor hem niet ‘luminescent’ genoeg was.
Als graficus fascineerde hem het intense contrast tussen zwart en wit, en het licht. De blinddruk, een drukprocedé zonder kleur, maar met reliëf boeide hem, omdat alleen het levende licht, of eigenlijk de schaduw, het beeld bepaalt. De eerste brochure van de Vrije Academie kreeg een omslag met zo’n blinddrukje (1948).

Midden jaren vijftig werd de fotografie zijn medium. Vooral de abstracte fotografie had zijn aandacht, zoals van het Bauhaus, en dichter bij huis: die van Pim van Os. Fotografie als kunstzinnig lesvak kwam toen ook de Vrije Academie binnen. Voor zijn vrije werk ontwikkelde hij het lichtpenseel, een staaf van glasvezel waardoor hij het levende licht kon laten stromen op lichtgevoelig materiaal. Zo kwamen zijn abstracte zwart-wit foto’s tot stand. Zijn daaropvolgende experimenten waren gericht op kleur: de photo-peinture. Met gekleurde lichtbronnen tekende hij op kleurgevoelig fotomateriaal. Hij vergrootte het kleurennegatief tot een transparante dia van ca. 50 cm die hij in een lichtbak plaatste. Daardoor kreeg je intens gekleurde, stralende abstracte beelden, nu werkelijk luminescent.


Van hieruit was de stap naar optische bewegingseffecten niet meer zo groot. Door verschillende photo-peintures voor elkaar te monteren, ontstond het effect dat zich vanaf ieder gezichtspunt een ander beeld voordeed, waardoor de vormen leken te bewegen. Echte kinetische kunst ontstond met de chronopeinture: abstracte, geometrische voorstellingen van gekleurd perspex in een metalen lichtbak, die in beweging konden komen en dan steeds weer anders werden belicht. Door breking van het licht ontstonden kleur- en vormveranderingen. Hij projecteerde ook zijn dia’s in een continue, automatische stroom achter elkaar, of via een beeldplaat (discovisie) met een behulp van een elektronische cel aan de arm van een draaitafel. Die cel gaf signalen door aan een projectieapparaat met ruim honderd diabeeldjes. Het was de voorloper van de lumodynamische machine, ofwel het ‘kleurenorgel’.

Om de apparaten te kunnen vervaardigen struinde Livinus de rommelmarkten af, op zoek naar lenzen, lichtbakken, optische instrumenten, schakelkasten en bedieningspanelen, alles wat hij maar enigszins zou kunnen gebruiken. Zijn dochter Levina herinnert zich: ‘we woonden te midden van een vriendelijke chaos van lichtbakken, panelen met foto’s, onduidelijke technische apparatuur, keramiek [van haar moeder Mieke van der Burgt – SG], prenten, tijdschriften, paperassen en wat dies meer zij. Er hing een gezellige, gastvrije sfeer, waar de vele vrienden en bezoekers zich bij thuis voelden.’

Beat and beams

De lumodynamische machine was een apparaat opgebouwd uit lenzen, lampen en elektronica, dat met een toetsenbord bediend werd. Er hebben er twee van bestaan. Door het intoetsen van de knoppen op het toetsenbord stuurde Livinus signalen naar een projector waarin zich photo-peintures bevonden. Zo verschenen er steeds wisselende kleur- en vormcomposities op het projectiescherm.
In binnen- en buitenland werden de inventies van Livinus intussen gevolgd. In 1957 en 1958 had hij exposities in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Hij exposeerde vanaf 1960 in Basel, Parijs, Brussel, Milaan, Londen en München. Componisten als Karl Heinz Stockhausen, Louis Andriessen en Pierre Boulez raakten geïnteresseerd in het kleurenorgel, om combinaties van licht en muziek mogelijk te maken. In 1964 won Livinus met zijn lichtexperimenten de Sikkensprijs, die hem, tegelijk met Le Corbusier, uitgereikt werd in het Stedelijk Museum.

De combinatie van lichtkunst met elektronisch geluid kreeg zijn grote interesse. Voor zijn zoon Jeep, drummer in een band, ontwierp hij in 1964 een lichtdrum, ‘beat and beams’, waarmee ze op festivals optraden. Op het ritme van de drums flitsten kleurenspots aan en uit. Al die experimenten hadden ook effect op de gebeurtenissen aan de Vrije Academie. Na de uitvinding van het kleurenorgel kwam Livinus met plannen voor nieuwe lesvakken op het gebied van techniek, geluid en film. George Lampe pakte die ideeën enthousiast op en ontwikkelde ze verder. Bij feesten en concerten in Psychopolis waren de ‘beat and beams’ populair.

Lichtkunst als tegenwicht aan visueel kabaal

Livinus wilde zijn lichtexperimenten het liefst toepassen voor architectuur en stedenbouw. Immers, kunst moest niet veroordeeld zijn tot een verblijf in het atelier; de maatschappij moest er profijt van hebben. Livinus hoopte dat zijn lichtkunst een tegenwicht zou bieden aan het ‘visuele kabaal’ in de stad en een betere leefsfeer zou bevorderen. In 1967 ontwierp hij een lichtcarillon voor het gemeentelijk Energiebedrijf in Arnhem. Een twaalf meter hoge toren op het dak van het gebouw, die rondom dynamisch verlicht werd met steeds wisselende kleurpatronen. De toren was aan alle kanten bezet met onregelmatige blokken die met fluorescerende verf waren bestreken. Om de toren heen bevonden zich 216 spotlights in verschillende kleuren, die geactiveerd werden door schakelaars die bestuurd werden door geperforeerd tape. Na 1973 (oliecrisis) hebben de lampen niet meer gebrand en de toren is afgebroken in 1998.


In 1965 had de Koreaans-Amerikaanse kunstenaar Nam June Paik Livinus op het spoor van de videokunst gebracht. Livinus leerde hem kennen via de componist Stockhausen. Ook Paik was bezig met het combineren van geluid en beeld. Het nieuwe medium video was bijzonder aantrekkelijk, want je kon hiermee uiterst simpel beeld en klank synchroniseren, het beeld manipuleren en snel reproduceren. Livinus vervaardigde tapes die bestaan uit reeksen abstracte beelden die tegelijk met psychedelische muziek van kleur en vorm veranderen, bijvoorbeeld Moirée uit 1972, samen met Jeep gemaakt en Vijftig uit Twee uit 1978 met het ritme van drums. Fragmenten hiervan vind je via de website van het LIMA:

https://www.li-ma.nl/lima/catalogue/art/livinus-jeep-van-de-bundt/moir/23
https://www.li-ma.nl/lima/catalogue/art/livinus-jeep-van-de-bundt/vijftig-uit-twee/24

Met video kon je de kunst in de huiskamer brengen en een groter publiek bereiken. Een droom voor Livinus. Hij hoopte nog altijd dat hij een bijdrage kon leveren aan een kritischer houding tegenover de wegwerpinformatie op de televisie en de kant en klaar-mentaliteit van Hollywoodfilms. En ooit hoopte hij de computer te kunnen gebruiken om vorm aan licht te kunnen geven. Maar daar was in 1979, toen hij overleed, nog geen sprake van.


Lees verder:
– Chris Dercon, ‘Livinus 1909-1979, Er is zo ontzaglijk veel mogelijk’, Die Haghe 1980 (Den Haag 1981) 169-173. Dit artikel is tevens integraal opgenomen in het boekje De Vluchtkoffer van Livinus.
– Marie-Adèle Rajandream, Livinus en het Licht, Mediamatic Magazine vol 0 # 0 (1985).
– Marie Jeanne de Rooij (red), De Vluchtkoffer van Livinus, GEMAK & Vrije Academie, Den Haag (2011).