De technische man

– door Leo van der Kruk –

Toen ik in september 1967 op de Vrije Academie kwam, was het achterste deel van het gebouw (aan De Gheijnstraat) en de twee barakken buiten nog in gebruik door de school die er eerst zat. De kantine van de Vrije Academie zat in het eerste lokaal beneden tegenover de trap. De toenmalige conciërge, Arie Pronk, schonk er koffie en thee en de nodige alcohol. Arie was een heel aardige kleine man die – zijn naam zegt het al – sprak met een Schevenings accent.

Toen Arie met pensioen ging, was er geen opvolger en heb ik als werkstudent een tijdje een deel van zijn werk overgenomen. Dit betekende dat ik de drie werksters een beetje aan moest sturen, wat nauwelijks nodig was, en dat ik met de presentielijsten iedere klas moest langs gaan om die door alle leerlingen te laten tekenen en de docent als laatste voor akkoord. Zo leerde ik over het hele gebouw mensen kennen.

Een belezen man

Later kwam het hele gebouw aan De Gheijnstraat en de twee barakken buiten in gebruik bij de Vrije Academie. Er ontstond de behoefte om een technische man vast in dienst te nemen voor allerlei klusjes. Die technische man werd Joop Hilversum, een joviale veertiger. Het achterste lokaal beneden was zijn werkplaats. Wanneer Joop niet aan het klussen was, zat hij daar met zijn benen omhoog en een flesje bier plus een flinke stapel pornoboekjes. Je kunt dus eigenlijk wel stellen dat hij een belezen man moest zijn.

Wanneer Joop soms naar de kantine kwam, die toen al in de eerste barak buiten was, keek hij eerst goed om zich heen bij binnenkomst of het veilig was. In dat geval zette hij zijn bril af en hield die voor zijn gulp en zei dan, enigszins stotterend, even kijken of er nog wat te neuken valt!

In die tijd werkte ik ook als manusje-van-alles bij een oom van mij, die kunst- en antiekveilingen hield. Niet dat ik daardoor zo’n kenner was geworden maar ik zag natuurlijk wel veel. Ik had dat een keer aan Joop verteld, daarom vroeg hij mij om eens naar een schilderij te komen kijken dat zijn vrouw van haar opa had geërfd, en of het eventueel op de veiling van mijn oom verkocht kon worden.

Op een middag ben ik bij Joop op bezoek gegaan om het schilderij te bekijken. Joop en zijn vrouw ontvingen mij gastvrij met thee en een koekje. Mevrouw Hilversum haalde het schilderij tevoorschijn en ik zag in een oogopslag dat het geen waarde had. Het was zeer amateuristisch en ook nog in een slechte staat dus ik moest ze teleurstellen.

Joop had al toen ik net binnenkwam tegen zijn vrouw gezegd ‘Laat eens zien’, waarop zij antwoordde ‘Nee Joop.’ Bij herhaling bleef zijn weigeren. Op enig moment werd Joop zeer ongeduldig en zei deze keer ‘Laat toch eens zien wat je kan!’. Waarop zijn vrouw zei, ‘Vooruit dan maar’ en mij vroeg of ik me dan even wilde omdraaien. Dat deed ik maar met Joops ‘literaire interesses’ in gedachten dacht ik wel ‘Shit, dat moet mij weer overkomen!’
Maar toen ik me weer om mocht omdraaien, zat mevrouw Hilversum daar als een slangenmens uit het circus, met haar benen in haar nek. Apetrots was Joop: ‘Wat dacht je daarvan, he? Wat dacht je daar van?’

Technisch vernuft

Joop is uiteindelijk ontslagen omdat hij in een lokaal een waterkraan en een gootsteen moest installeren, wat hij perfect had gedaan op een ding na. Hij was de afvoer vergeten! En dat was letterlijk de druppel die de emmer deed overlopen!

Hierna brak het tijdperk aan van Jan van Vliet als conciërge en zijn zwager Gerrit van den Bos als technische man. Die twee mannen hebben zich onmisbaar gemaakt voor de Vrije Academie door hun inzet en hun vakmanschap.