Lijnrecht tegenover elkaar in de discussie, maar na afloop een biertje

– door Abé van der Werff –

Over de Vrije Academie valt zo heel te vertellen. Ik bezocht deze academie tussen 1969 en 1972, niet zolang dus en ook alleen maar af en toe. Ik had behoefte aan vaktechnische verdieping, maar áls de academie die al bood dan meestal met tegenzin. Het ging immers om het kunstzinnige concept. Daarin wilde ik wel meegaan, maar waar stond dan dat conceptuele denken voor? Daar bood de academie weinig helderheid in, veel bluf vol van brede gebaren. Vanuit de sociale faculteit van de Rijks Universiteit Leiden stroomden talloze jonge wetenschappers de Vrije Academie in. Wat hadden zij daar te zoeken?

Kunstenaars moeten de wereld hervormen

Kunstenaars moeten de wereld hervormen, was het credo van directeur George Lampe. Daar was – en is trouwens nog steeds – veel voor te zeggen. Ik zag echter in dat ik met het gedachtegoed van de Vrije Academie niet echt opschoot. Ik bezocht alleen nog maar de tekenlessen van Anton Martinau, de post-Cobra schilder die was opgeleid aan de KABK en de Rijksacademie en de hervormingstijd in een geruchtmakende film over Psychopolis wist te illustreren met het doorzagen van een schildersezel.

Niks ambtelijke prietpraat

In de periode 1970–1977 was ik beleidsambtenaar bij het ministerie van Cultuur voor beeldende kunst en bouwkunst. Maatschappelijke hervormingen kondigden zich aan. Voor mij uitte dit zich in het verlangen naar een nieuwe relatie tussen kunstenaar en publiek, alsmede de rol van de kunstenaar om samen met de architect het wonen in een andere dimensie te brengen. In commissies voor onderzoek, aankopen en opdrachten trok ik als ambtelijk ondersteuner intensief op met de toen belangrijkste kunstenaars en architecten. Een dynamische tijd waarin ik heel veel leerde. We analyseerden de positie van de beeldende kunstenaar, spraken grondig over artistieke kwaliteiten. We zagen geheel nieuwe perspectieven en handelden daar ook naar – we kregen op het ministerie voldoende ruimte. Niks ambtelijke prietpraat. Wel veel kritiek in den lande en ook politiek-bestuurlijke tegenwerking. Ik merkte spoedig dat dit mijn werkelijke leerschool zou zijn. De Vrije Academie van toen had mij weinig meer te bieden.

Na afloop een biertje

Met Bob Bonies trok ik al jaren op, ook wanneer hij heftig tegenstander was van het beleid van het ministerie van Cultuur. We stonden dan tegenover elkaar, na afloop dronken we samen een biertje. Bonies was een van onze belangrijke en invloedrijke beeldende kunstenaars en in de geometrische abstractie is hij dat op afstand nog steeds. Als nieuwe directeur van de Vrije Academie nodigde hij mij uit voor het bestuur. Ik zou dat lidmaatschap 25 jaar lang vervullen. Een levendige periode vol van perikelen, waarover al veel is geschreven.