– door Erik de Boer –
Ik leerde beelden vormen op de Haagse Vrije Academie in de jaren zestig van de vorige eeuw. Dat was een buitengewoon ingewikkelde procedure. Eerst was het nog wel leuk. Dan stonden alle studenten achter hun draaitafeltje rondom een naaktmodel teneinde haar op dat draaitafeltje op schaal in klei zo goed mogelijk na te bootsen.
Het model lag zelf in het echt ook op een draaiplateau zodat we haar steeds van alle kanten goed konden bekijken. In die tijd waren naaktmodellen erg duur want zeldzaam. Zodat onze docent Rudi Rooijackers zijn toevlucht moest nemen tot het inhuren van publieke vrouwen. Die waren een stuk goedkoper. Maar ook wispelturiger. En als een van de leerlingen voor de grap een balletje klei tussen duim en wijsvinger in haar richting schoot en het was raak verlieten ze luidkeels protesterend het lokaal.
We maakten ons beeld dus eerst van klei. En als Rudi dat had goedgekeurd mochten we verder want dan waren we er nog lang niet.
Rudi zelf was er bijna nooit. We moesten alles zelf ontdekken. Of van elkaar leren. Want het heette daar niet voor niets Vrije Academie. Er was geen toelatingsexamen. Er werd een appèl gedaan op je intrinsieke motivatie. Zo heette dat toen. Er was ook geen eindexamen. Als je zelf vond dat je goed genoeg was, trok je de wijde wereld in om met kunst je geld te verdienen.
De eerste keer, dat ik Rudi ergens vandaan haalde om zijn mening over mijn zojuist vervaardigde boetseerwerkje te vernemen, schudde hij zijn wijze hoofd, mompelde iets van: ‘Da’s niks’ en verliet het lokaal weer. Mijn tweede poging ging ongeveer net zo. En pas bij mijn derde werkstuk zei hij: ‘Nou. Het begint er een héééél klein beetje op te lijken’. En dan mocht je verder.
Eerst voorzag je je beeld van een dikke gipslaag. De bedoeling was, dat je de medestudent die het dichts bij je stond, eveneens van een dikke gipslaag voorzag. Tenminste, dat dacht ik omdat ik dat anderen ook had zien doen. Maar dat bleken grapjes, net zoals dat bolletje klei richting naaktmodel. Al die grapjes waren nodig, want beeldhouwer is een zwaar beroep en een beetje humor kon je weer over je inzinkingen heen helpen.
De dikke gipslaag die je over je originele beeld heen stortte, bestond uit twee of meer delen, van elkaar gescheiden door plaatjes aluminium die haaks in de klei waren gestoken. Bij elkaar vormden die gipslagen een ‘mal’. Als de gips hard was geworden trok je die mal in twee of meerdere delen van je beeld af. Zo kreeg je een soort ruimtelijk negatief van je beeld. Want dat moest worden afgegoten in duurzaam materiaal. Van het boetseerwerk zelf bleef weinig meer over.
Het meest bekende beeldmateriaal is natuurlijk brons. Maar dat is duur en vereist veel techniek en ervaring. Vandaar, dat wij onze beelden op de Vrije Academie afgoten in aluminiumcement. Dat wordt zo hard als steen en is uiterst weerbestendig.
We gaan verder. Want we zijn er nog lang niet. Bent u er nog? We hebben zojuist de klei uit de mal verwijderd en zetten de onderdelen van de nu holle mal weer tegen elkaar aan en gipsen de randen dicht. Daarbij ervoor zorgend, dat er ergens in de mal een gat van circa 3 centimeter doorsnee blijft. Door dat gat gieten we nu voorzichtig het met water aangemaakte aluminiumcement in de mal dat daardoor de vorm aanneemt van het oorspronkelijke beeld en hard wordt.
Daarna hakken en breken we het gipsen negatief er voorzichtig weer af en kijk eens aan: na wat poetsen en polijsten staat daar ons oorspronkelijke beeld van klei. Maar nu van duurzaam materiaal.
Al bij al kon het maken van zo’n beeld wel anderhalve maand in beslag nemen, afhankelijk van de frequentie van je Academiebezoek dat meestal ’s avonds na je gewone werk plaatsvond. En dan haalde je Rudy weer op om hem ernaar te laten kijken. Die zei dan weer zoiets van: ‘En nu je volgende beeld, want je kan veel beter!’. En daar ging je weer.
Het is nu bijna zestig jaar geleden. De Vrije Academie bestaat niet meer. Maar ik heb er veel geleerd. Niet alleen hoe je je een beeld moest vormen, maar ook hoe ik alles wat er in mijn hoofd verstopt zat, weer tevoorschijn kon halen. En vooral: autoriteiten wantrouwen.
Maar minstens zo belangrijk: doorzetten. Ik herinner me nog dat een medestudent tijdens zijn werkzaamheden getroffen werd door een pijnlijk voorval. Na twee maanden gewerkt te hebben aan een enorm groot werkstuk was hij zover, dat hij de gipsen mallen van zijn oorspronkelijke vorm afpelde. Daarbij liet hij een van die mallen per ongeluk op de grond vallen. Die viel in tientallen stukken uiteen. En het oorspronkelijke model was er dus ook niet meer. Dus moest hij he-le-maal opnieuw beginnen. Geschrokken wachtten we op zijn reactie. Hij zou op z’n minst wel vreselijk gaan vloeken, dachten we. Want dat mocht natuurlijk ook op de Vrije Academie. Maar nee. Doodkalm haalde hij een bezem,een stoffer en een blik en begon de boel bijeen te vegen. Het duurde zeker een uur voordat alles klaar was. Nog dezelfde avond pakte hij een bonk klei en begon weer helemaal opnieuw.
Kijk. Niet alleen beelden maken. Maar ook zelfbeheersing en het vermogen om te relativeren. Dat leerden we allemaal op de Vrije Academie van toen.
Erik de Boer
Bron: ‘De Leunstoel, site voor rustige mensen’.